In het taalcafé leren Almeerse nieuwkomers Nederlands
Het taalcafé in de Nieuwe Bibliotheek is ontstaan uit een behoefte van nieuwkomers om de taal te leren spreken. Maartje Uneputty is taalvrijwilliger en komt oorspronkelijk uit Indonesië. Zij begrijpt als geen ander hoe deze mensen zich voelen. Voor haar is het leren van de taal dan ook erg belangrijk voor de integratie.
‘Nederlanders mogen meer helpen’
Filipijns, Peruaans, Turks. Het taalcafé zit elke donderdag vol met mensen uit verschillende culturen die de taal beter willen leren. Een taal leren heeft volgens Uneputty veel meer te maken met zelfvertrouwen dan techniek. “Als je mensen de ruimte geeft om gewoon te praten zie je zo snel vooruitgang.” Volgens de taalcoach leren de nieuwkomers de taal door met elkaar elke week te praten en spelletjes te spelen over een bepaald onderwerp. “In een groep merken ze dat ze zo slecht nog niet zijn en dat er mensen zijn die willen helpen.”
Dat laatste is iets waar Nederlanders zelf ook meer aan kunnen bijdragen. “Als je al een Nederlander aanspreekt met een Engels accent gaan ze meteen over op het Engels. Dat moet je niet doen. Die mensen willen juist Nederlands praten.”
‘Ik had een hekel aan de taal’
Dat Uneputty uiteindelijke taalcoach is geworden vindt ze zelf verrassend. “Ik heb taal altijd leuk gevonden maar vroeger als kind had ik er een bloedhekel aan: waarom Nederlands leren? Je spreekt toch al Nederlands. Ik had altijd onvoldoendes op mijn rapport. Ik ben pas echt van lezen gaan houden in groep acht. Toen kreeg ik het boek Livingstone, de Zwerver. Vanaf toen ben ik alles gaan lezen wat los of vastzit en kwam daaruit weer mijn interesse voor taal en culturen.”
Als taalcoach helpt Uneputty nieuwkomers elke week vrijwillig met de taal. “Ik krijg er ontzettend veel voldoening uit als ik de mensen zo blij zie: ik heb vandaag mijn eerste Nederlandse les gehad, vertellen de cursisten dan. Ik heb ze eigenlijk gewoon gedwongen om de taal te spreken, maar ze durven het uiteindelijk wel. Dat vind ik ontzettend leuk om te horen.”